Habitual Activity in Pre-industrial Rural and Urban Dutch Populations: A Study of Lower Limb Cross-sectional Geometry

Main Article Content

Jaap P. P. Saers
Menno L. P. Hoogland
Rick R. van Rijn
Rachel Schats
Lida E. van der Merwe
Andrea L. Waters-Rist

Abstract

This study combines historical data and the principles of bone functional adaptation to examine variation in terrestrial mobility in men and women from pre-industrial urban (Alkmaar 7M, 9F) and rural (Klaaskinderkerke 12M, 8F; Middenbeemster 21M, 22F) Dutch populations. Cross-sectional properties of the femoral and tibial midshaft are determined to investigate variation in lower limb mechanical loading. All populations had comparable age ranges. Rural Middenbeemster males had significantly more elliptically shaped tibiae compared to the other populations. Rural males from Klaaskinderkerke had significantly greater femoral cross-sectional area and torsional rigidity compared to females. In the tibia, the males from both rural populations had greater torsional rigidity and cross-sectional area compared to females. In the rural Middenbeemster population the males also had significantly more elliptically shaped tibiae compared to females. While no sexual dimorphism was found in the urban Alkmaar, significantly greater variation in lower limb cross-sectional properties was found for both males and females relative to the rural populations. These results conform to predictions based on the historical literature of greater lower limb loading in rural males compared to females as well as a greater variety of tasks performed in urban environments. The lack of significant differences in lower limb torsional
rigidity or shape between populations in either sex suggests that rural life was not necessarily more physically strenuous than urban life in pre-industrial Dutch populations. However, variation in sexual dimorphism suggests that labor between males and females was differently organized in the rural and urban samples.

Keywords: cross-sectional geometry; sexual dimorphism; the Netherlands

 

Dit onderzoek combineert historische bronnen met biomechanische analyse van skeletten om variatie in mobiliteit tussen mannen en vrouwen in Nederlandse pre-industriële populaties uit de stad (Alkmaar 7M, 9V) en het platteland (Klaaskinderkerke 12M, 8V; Middenbeemster 21M, 22V) te bestuderen. Dwarsdoorsneden van de diafysen van de femur en tibia zijn gebruikt om variatie in de belasting van de benen te berekenen. Leeftijd is in
alle populaties gelijk verdeeld. De Middenbeemster mannen hebben significant meer elliptische diafysen in de femur dan de andere populaties. De Klaaskinderkerke mannen hebben significant hogere torsiestijfheid en oppervlakte van de dwarsdoorsneden van de femur. De plattelandse mannen bezitten significant hogere torsiestijfheid en oppervlaktes van de dwarsdoorsneden van de tibia dan de vrouwen. De Middenbeemster mannen hebben ook significant meer elliptische diafysen in de tibia dan de vrouwen. Er zijn geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen uit Alkmaar. Er is echter wel significant meer variatie in de biomechanische eigenschappen van mannen en vrouwen in de populatie uit Alkmaar vergeleken met de plattelandse populaties. Deze resultaten komen overeen met voorspellingen gebaseerd op historische bronnen dat mannen op het platteland mobieler waren dan vrouwen, en dat er in de stad meer variatie in activiteiten bestond dan op het platteland. Het gebrek aan significante verschillen tussen mannen en vrouwen uit de stad en het platteland duiden erop dat het leven op het platteland niet per se fysiek zwaarder was dan in de stad in pre-industriële Nederlandse populaties. Verschillen in seksuele dimorfie duiden echter wel aan dat arbeid tussen mannen en vrouwen anders verdeeld was in de stad en op het platteland.

Article Details

Section
Research Articles